Bewijsmateriaal ontoereikend voor levens- of geweldsdelict
Het openbaar ministerie (OM) heeft in hoger beroep 42 maanden gevangenisstraf geëist voor poging tot doodslag. Het OM gaat er daarbij van uit dat het wapen dat verdachte in zijn hand had door hem is afgevuurd en dat het slachtoffer daar gewond door is geraakt.
Het hof concludeert dat op grond van het aanwezige bewijsmateriaal niet kan worden vastgesteld wat voor soort wapen verdachte in zijn hand had en of hij daarmee heeft geschoten (al dan niet met scherp), en zo ja, in welke richting.
Het slachtoffer is ernstig gewond geraakt aan zijn hand, maar hoe dat precies is gebeurd blijft onduidelijk. Er zijn geen sporen in de auto van het slachtoffer gevonden die wijzen op schieten met scherp. Uit het verrichte forensische onderzoek is evenmin met voldoende zekerheid vast te stellen of de verwondingen van het slachtoffer zijn veroorzaakt door het schieten met een scherp vuurwapen of een gasdruk- of alarmpistool.
Andere bewijsbeslissing
De rechtbank Noord-Nederland veroordeelde de man eerder tot 30 maanden gevangenisstraf voor zware mishandeling en een poging tot afpersing
Het hof komt tot een andere bewijsbeslissing. Naar het oordeel van het hof is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor poging tot moord, poging tot doodslag, zware mishandeling, mishandeling of afpersing. De ten laste gelegde bedreiging vindt het hof wel wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte is, in verband met een zakelijk conflict met het slachtoffer, vanuit Brazilië naar Nederland gereisd en heeft het slachtoffer ’s avonds op een parkeerterrein bij het Thialfstadion opgewacht. Verdachte had een wapen bij zich en heeft het slachtoffer bedreigd door het tonen van een wapen aan het slachtoffer, terwijl deze nietsvermoedend in zijn auto zat.
Verdachte heeft door zijn handelen ernstige gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer veroorzaakt en die gevoelens bestaan nog steeds. Het hof rekent deze ernstige bedreiging verdachte zeer aan.