FRIESLAND - Op 14 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan op de verzoeken van de Stichting Animal Rights en de Stichting Fauna4life om een omgevingsvergunning voor de Faunabeheereenheid Fryslân (Fbe) te schorsen. In die omgevingsvergunning staat Gedeputeerde Staten (GS) van Fryslân de Fbe toe om een groot aantal damherten af te schieten in de regio Oranjewoud/Katlijk om de omvang van de daar levende roedel of roedels terug te brengen van ongeveer duizend damherten tot ongeveer 80-90 stuks.

Roedels flink gegroeid

Een dergelijke vergunning tot het doden van dieren ten behoeve van populatiebeheer wordt in het algemeen verleend op grond van een faunabeheerplan dat wordt opgesteld door de Fbe. In een dergelijk plan worden alle aspecten die bij populatiebeheer van belang zijn onderzocht en met elkaar in verband gebracht. Op basis daarvan wordt vervolgens vastgesteld tot welke omvang de populatie moet worden teruggebracht en op welke wijze dat moet gebeuren. De wens van het college om te komen tot het beheer van de populatie damherten heeft al een zeer lange voorgeschiedenis die uiteindelijk in 2019 leidde tot een opdracht van GS aan de Fbe om een faunabeheerplan voor het beheer van damherten op te stellen. Vervolgens zijn de Fbe en GS het niet eens geworden over dit plan en heeft GS het faunabeheerplan van de Fbe niet goedgekeurd. Sindsdien is er niets meer aan populatiebeheer gedaan totdat GS op 12 november 2024 de Fbe de onderhavige vergunning heeft verleend. In die periode zijn de roedels in Oranjewoud/Katlijk maar ook in andere gebieden in Fryslân flink gegroeid.

Zonder faunabeheerplan over gaan tot populatiebeheer

In de onderhavige vergunning heeft GS van de mogelijkheid in de wet gebruik gemaakt om zonder een faunabeheerplan toch tot populatiebeheer over te gaan. Dat kan volgens de Omgevingswet en het daarbij behorende Besluit activiteiten leefomgeving indien GS aan de Fbe een ‘opdracht’ geeft om tot populatiebeheer over te gaan. Onder de Wet natuurbescherming was een dergelijke opdracht een bijzondere rechtsfiguur en een bevoegdheid van GS. Onder de Omgevingswet bestaat deze rechtsfiguur niet meer maar bestaat de mogelijk om zonder faunabeheerplan tot populatiebeheer over te gaan nog wel. Daartoe is ook nog steeds een opdracht van GS vereist. Door het ontbreken van enige publiekrechtelijke bevoegdheid tot het afgeven van die opdracht is die opdracht vormvrij maar moet nog wel zijn gegeven aan de Fbe. Uit het dossier en hetgeen ter zitting is besproken is niet gebleken dat GS aan de Fbe een opdracht heeft gegeven zodat GS niet bevoegd was om in de onderhavige vergunning toestemming te geven om tot populatiebeheer over te gaan. Voorts volgt uit de tekst en de systematiek van de Omgevingswet dat een omgevingsvergunning niet kan worden verleend zonder dat iemand een aanvraag heeft gedaan om die vergunning te verkrijgen. In dit geval zou zowel de Fbe als GS zelf die vergunning hebben kunnen aanvragen. Van een dergelijke aanvraag is de voorzieningenrechter echter niet gebleken zodat ook in dat opzicht de omgevingsvergunning onbevoegd is verleend.

Tellingen damherten niet inzichtelijk gemaakt

Omdat GS nog over de bezwaren van verzoekers tegen de omgevingsvergunning moet oordelen en bovenstaande tekortkomingen misschien in het besluit op bezwaar kunnen worden gerepareerd heeft de voorzieningenrechter ook beoordeeld of het besluit inhoudelijk in bezwaar stand zou kunnen houden. De voorzieningenrechter constateert dat de tellingen van de damherten niet inzichtelijk zijn gemaakt en met de nodige onzekerheden zijn omgeven en dat ook het aantal ongevallen met de nodige onzekerheden is omgeven maar dat wel vast staat dat de roedels groeien en dat daarmee de kans op ongelukken toeneemt. Anders dan verzoekers is de voorzieningenrechter er niet op voorhand van overtuigd dat die groei op korte termijn zal stabiliseren vanwege voedseltekort. De voorzieningenrechter is echter ook van oordeel dat het college onvoldoende heeft onderbouwd dat er op dit moment een noodzaak is tot ingrijpen op een wijze zoals die nu is vergund. De voorzieningenrechter vindt onvoldoende gemotiveerd wat de natuurlijke omvang van de populatie zou zijn in het betrokken gebied en, nu dit de enige reden voor afschot is, bij welke omvang van de populatie er sprake zou zijn van een voldoende veilige verkeerssituatie en tenslotte of de afschot zoals die nu vergund is ook het gewenste effect zal hebben.

Afschot niet dusdanig cruciaal

De voorzieningenrechter heeft daarom beoordeeld of de betrokken belangen tot schorsing van het bestreden besluit zou moeten leiden. De voorzieningenrechter heeft daarbij zwaar laten wegen dat de onderhavige situatie het directe gevolg is van het niet vaststellen van het faunabeheerplan en het daaropvolgend gedurende vijf jaren stilzitten door GS. Dat maakt de urgentie van direct optreden minder overtuigend. Volgens het werkplan zou het mogelijk zijn om in de periode tot 31 maart 2025 nog 70 (zwangere) hindes en 50 kalveren af te schieten. De voorzieningenrechter acht die afschot niet dusdanig cruciaal dat er een volkomen onbeheersbare situatie zou ontstaan bij schorsing van het besluit. De voorzieningenrechter heeft daarbij in aanmerking genomen dat de afschot plaats zou vinden in het gehele zeer ruim getrokken gebied en niet gericht zou zijn op het terugdringen of verjagen van de damherten op de plaatsen waar de meest ongelukken gebeuren. De voorzieningenrechter heeft de omgevingsvergunning voor het afschieten van damherten ten behoeve van populatiebeheer zonder dat daar een faunabeheerplan aan ten grondslag ligt geschorst tot zes weken nadat verweerder op de bezwaren van verzoekers heeft beslist.